Meditatie is het onware te onderkennen als onwaar. Die meditatie hoort dag en nacht door te gaan.
‘Ik Ben/Zijn’ (Nisargadatta M.) Hfst 16. Zonder verlangen zijn – het hoogste geluk. pg. 107
————-
Kijk scherp, en je zult zien dat de ziener en het geziene alleen verschijnen als er zien is. Ze zijn attributen van het zien. Als je zegt: “Ik zie dit”, dan komen “ik ben” en “dit” tegelijk met het zien, niet eerder. Je kunt geen ongezien “dit” hebben, noch een niet-ziend “ik ben”.
Kennen is een weerspiegeling van je ware natuur, samen met zijn en liefhebben. De kenner en het gekende worden er door het denken aan toegevoegd. Het ligt in de aard van de geest om een subject-object dualiteit te creëren, waar er in werkelijkheid geen is.
‘Ik Ben/Zijn’ (Nisargadatta M.) Hfst 80. Helderheid. pg.675 en pg.676
————-
Dit zien van je ware natuur sluit de triade van ‘zien-ziener-geziene’ uit. Pas als het ‘ik’ als verschijnsel verdwijnt, kan het absolute ‘Ik’ (de onverdeeldheid) stralen.
‘Ontdekkingsreis naar het eeuwig Onveranderlijke’ pg. 115
Pauze —-
Het is duidelijk dat alles wat ervaren wordt een ervaring is. En in elke ervaring verschijnt de ervaarder (een ‘iemand’ die haar ervaart)1. Het geheugen schept de illusie dat er continuïteit bestaat. In werkelijkheid heeft elke ervaring haar eigen ervaarder (‘iemand’ die haar ervaart)1 en de gewaarwording van fundamentele eenheid2 is afkomstig van het gemeenschappelijke element, dat de basis is van alle ervaarder-ervaring-relaties. Fundamentele eenheid2 en continuïteit zijn niet hetzelfde. Net zoals elke bloem haar eigen kleur geeft, maar elke kleur kan verschijnen door een en hetzelfde licht, precies zo verschijnen er telkens nieuwe ‘ervaarders’ in het ongedeelde en ondeelbare Bewuste Zijn – ieder van hen een afgescheiden ‘iemand’ volgens het geheugen, maar één als essentie. Deze essentie, deze in-grond, is de wortel, de basis, de tijdloze en ruimteloze ‘mogelijkheid’ voor elke ervaring. …
‘Ik Ben/Zijn’ (Nisargadatta M.) Hfst 1. Het gevoel ‘Ik ben’ pg. 21
1. In engelse versie ‘I Am That’ staat: ‘the experiencer’ – pg. 2
2. In engelse versie ‘I Am That’ staat: ‘identity’ (en niet ‘eenheid’ zoals in nederlandse vertaling van boek) – pg. 2
(identiteit = onafscheidelijkheid , fundamentele eenheid. zie‘ Vingerwijzingen van Sri Nisargadatta’ hfst 17 pg. 48)
————-
Alle ervaringen kunnen alleen in dualiteit ondergaan worden, als subject-object, onderscheidend en beoordelend via tegenpolen zoals vreugde en verdriet.
Zodra de geest totale stilte is, leeg, als het vormen van denkbeelden in tijd-ruimte opgeschort wordt, danben jij alles wat Ik ben – eenheid, heelheid, heiligheid, nederigheid, liefde. Dat is de waarheid – al het andere is nonsens. Zo simpel, …
Stop met begrippen maken en ‘jij’ bent ’ik’ – geen zelf en geen ander.
‘Vingerwijzingen van Sri Nisargadatta Maharaj’ pg.82 – Engelse versie: ‘Pointers from Nisargadatta Maharaj’ pg.96
Pauze ——
Het zijn komt voort uit die staat van niet-zijn. Het komt zo stil als de schemering, met een klein beetje gevoel van ‘ik ben’ en dan is er plotseling de ruimte. In de ruimte begint de beweging met lucht, vuur, water en aarde. Al die vijf elementen ben jij alleen. Dat is allemaal voortgekomen uit je bewustzijn. Er bestaat geen individu. Er is alleen maar jij, het totale functioneren ben jij, het bewustzijn ben jij.
‘Bewustzijn en het Absolute’ pg 25
————-
Als men de dingen ziet – inziet – zoals ze zijn, als men de totale gemanifesteerde wereld met de allesomvattende geest ziet en niet met de gespleten geest van de individuele persoon, is men niet ver verwijderd van het grote ontwaken en dan doet het er niet meer toe wat men doet.
‘Vingerwijzingen van Nisargadatta Maharaj’ Hfst 18. Laten we de fundamentele feiten begrijpen. Pg. 50-52
————-
Begrijpen is alles.
Wanneer Maharaj verklaarde dat begrijpen alles is, bedoelde hij dat op voorwaarde dat het begrijpen zodanig totaal was dat het geresulteerd had in de disidentificatie met een afgescheiden identiteit. (‘Ontdekkingsreis naar het eeuwig Onveranderlijke’ pg 227 of engelse versie ‘ Explorations into the Eternal’ pg…).
———— Einde.